ZIJN DROOM

ZIJN DROOM

Een klein jongetje huppelt door het groene gras. Af en toe roept hij iets, het lijkt een spel. Het jongetje haalt de koeien op voor zijn vader. Loom grazend staan die achter in het weiland. Als ze het jongetje horen roepen, komen ze traag in actie en in een lange rij lopen ze richting het hek. Het jongetje kent alle koeien van naam. Hij is blij dat hij zijn vader mag helpen de koeien op stal te halen. Het liefst is hij de hele dag op de boerderij. Zijn hart klopt voor de koeien, er loopt boerenbloed door zijn aderen. Als klein jongetje droomt hij van de boerderij. 

De oude baas waarvan zijn vader de boerderij pacht, heeft het goed voor met de familie. Na zijn overlijden mag de familie altijd op de boerderij blijven wonen. Dat regelt de oude baas dan ook bij de notaris. In die wetenschap groeit het jongetje op. Zijn vader is zijn grote voorbeeld, hij wil ook boer worden. Het goede voornemen van de oude baas verdwijnt als sneeuw voor de zon als het testament voor tweeërlei uitleg vatbaar blijkt. Als de erfgenamen vervolgens liever de boerderij verkopen dan in pacht houden, moet de familie vertrekken. Het jongetje is intussen puber en nog steeds het liefst op de boerderij. Zijn droom valt in duigen. Hoe kan hij ooit nog boer worden?

Het is jaren later. Het jongetje van toen is groot geworden en woont en werkt op een poldergemaal. Hij pakt een oliekan van de plank, die ene machine nog en dan is hij klaar. Het ruikt naar smeerolie en diesel. Er is rust en ruimte om hem heen. Hij heeft een goede baan. Zijn gezin is gezond. Hij ‘boert goed’, zeggen ze. En daar zit ‘m net de kneep. Zijn jongensdroom blijft aan hem vreten. Het ligt hem letterlijk en figuurlijk zwaar op de maag. Hij heeft alle reden om gelukkig te zijn maar is het niet. Niet echt. Er ontbreekt iets.

Dan waagt hij de stap. Hij moet financieel diep gaan, leent het spaargeld van zijn jonge gezin en schraapt alle eindjes bij elkaar. En het lukt. Samen met zijn vrouw koopt hij alsnog zijn droom, een boerderij met land en koeien. Hij voelt zich weer kind als ze de eerste keer samen door het land lopen. Zijn land. Zijn droom. Geluk is niet te koop? Voor hen wel. De boerderij brengt het laatste beetje om volledig gelukkig te zijn. Ze werken hard. Elk dubbeltje wordt omgedraaid maar samen redden ze het. Alle spaargeld dat ze van de kinderen hebben geleend, betalen ze terug. Geld voor boerenhulp is er niet. Koeien kennen geen rustdag, dat betekent nooit een vrije dag. Maar de tijd op de boerderij is onbetaalbaar. Het gezin groeit op. Ze zijn volmaakt gelukkig. En gezond. Zijn maagklachten verdwijnen als sneeuw voor de zon. 

Aan het einde van zijn leven heeft hij de boerderij vrij. Vrij van schulden. En vrij in zijn hoofd. Hij heeft zijn jongensdroom geleefd.

Hij is mijn vader. 

2013: Jaar van de Boerderij - Top 10 Verhalenwedstrijd Leeuwarder Courant - publicatie LC op 4 mei 2013


Share by: