GELOOF ME

GELOOF ME


“Deze gaat later het klooster in”, wijst de handwerkzuster wanneer ik als 12-jarige op de kruk plaatsneem voor de schoolfotograaf. Een onbestendig gevoel overvalt me. Aan de ene kant kinderlijk trots dat de kloosterzuster me blijkbaar hoog heeft zitten. Aan de andere kant schaamte. Ik wil niet opvallen of buiten de groep vallen. Maar ik zeg niets. Want bovenal durf ik haar niet tegen te spreken. 

Ik moet er ineens aan denken als mijn moeder verhaalt over haar familie. Ze is van 1935 en komt uit een katholiek nest met twee missionarissen en een tantezuster aan vaderskant. Hun portretjes sierden een prominente plek aan de wand in de huiskamer. De gang naar het klooster werd zeker in die tijd omarmd, met ontzag, respect en trots. Beide ooms trokken naar verre volkeren. Mijn moeder herinnert zich de tijd dat de heerooms ‘over’ waren, met verlof. Om familie te bezoeken en om geld op te halen voor het werk in de missie. Bedelen noemt zij dat. 
“Ze trokken er op uit om bij zoveel mogelijk mensen geld op te halen. En ik fietste mee om de weg te wijzen." Mijn moeder lacht bij de herinnering aan hun wapperende gewaden. 
“De ooms hadden geen enkele bezitting maar ook niets nodig. Nou ja, zo nu en dan een nieuwe toog. Wij hadden het thuis niet breed, maar toch betaalden mijn vader en moeder dat nieuwe ambtsgewaad. Het leven dat de ooms leefden was zo anders dan hier in de kleine stopboerderij op het West-Friese platteland. De ene heeroom zat op Borneo, de andere in Belgisch-Congo. Letterlijk en figuurlijk ver weg. Met de verhalen en foto's van de ooms kwam hun wereld ons leven binnen, ik had nooit eerder mensen met een andere huidskleur gezien. De tante bleef in Nederland toen ze haar intrede deed bij een kloosterorde en als zuster Silverina leefde ook zij een streng en sober regime. Foto’s van familie zag ze graag, maar gingen in de tas mét het bezoek mee terug naar huis. Wat ik het meest erg vond, ze mocht de begrafenis van haar eigen ouders niet bijwonen.” Mijn moeder is nog steeds verontwaardigd, ik herken het in haar blik. 
“Wij leefden thuis ook sober maar dat was niets in vergelijking met het leven in een religieuze orde”, vervolgt ze. “En als missionaris bovendien niet zonder gevaar. Mijn heerooms zijn allebei beroofd, met een afschuwelijk wreed einde. Ze zijn tijdens hun missiewerk vermoord..." 
Misschien dat dit noodlot ervoor heeft gezorgd dat geen van haar broers en zussen het voorbeeld van tante en ooms heeft gevolgd, Ze denkt even na. "Ik heb vaak gedacht: wát als het een generatie overslaat? Wat als één van mijn kinderen kiest voor een religieus leven? Een roeping laat zich niet weerhouden maar ik spiegelde het aan het leven van die ooms en tante en dat voelde eenzaam voor mij. Zo ver weg van alle familie. Zo’n andere wereld. Natuurlijk, ze hebben er zelf voor gekozen en deden dankbaar en goed werk. Maar ik gunde jullie een familieleven, een in mijn ogen ‘normaal’ leven. Hoeveel kaarsjes zal ik daarvoor hebben gebrand...?”

Ik zie mezelf weer zitten op de schoolkruk en kijken in de lens van de fotograaf. Ongemakkelijk, de woorden van de strenge handwerkzuster echoën in mijn hoofd. Zij vertegenwoordigt een wereld die ik niet ken, een leven in een kloostergebouw pal achter onze dorpsschool. Waar wij als kinderen alleen permissie voor toegang krijgen om tuinklussen te doen. Mijn wangen kleuren rood, ik zeg niets maar geloof me, ik wil niet. Intussen zijn de kaarsjes van mijn moeder allang gedoofd. De wereld is veranderd, verre landen dichtbij. Onbewust heb ik aan mijn moeders wens voldaan, dat weet ik nu. Al lijkt het maar een haartje te hebben gescheeld.



Longlist Verhaal van de maand, oktober 2020 (71 verhalen, top 20)

Share by: